Lampionnenfeest

januari 2020

Het valt niet altijd mee om een skôn plekske te doen ontstaan. Soms werkt de natuur gewoon niet zo mee als je had verwacht. Zo probeerde ik enkele jaren om oranje lampionnetjes te laten groeien en bloeien. Deze Physalis Alkekengi schijnt, vooral op zandgrond, gemakkelijk te groeien. Op rijkere grond groeit hij drie keer beter, en worden de stengels met gemak tot een meter hoog. Vaak wordt hij zelfs gebrandmerkt als onkruid, omdat hij nogal woekert. Ik kan dat allemaal niet beamen. In de afgelopen jaren heb ik gezaaid zonder resultaat; heb ik halfwas plantjes gezet, die maar amper in leven bleven. Later was het aantal lampionnetjes, wat ik in het najaar oogstte, altijd op één hand te tellen. 

                                                                   

Op enig moment werd ik dan in een lente uiteindelijk verrast door diverse opschietende stengels. Met genoegen stelde ik in de zomer vast dat er heel wat witte, naar groen neigende, bloemetjes, verschenen. Nog weer later verwelkomde ik de groene lampionnetjes met vreugde, en ten slotte werd het eind augustus een knalfeest, toen ze oranje kleurden. Ze zijn gebleven, maar helaas, nog steeds niet van harte.

Op oude schilderijen, en dan met name de stillevens, zie je de stengels met lampionnetjes nogal eens terug. De lampionplant kwam zo’n zestig jaar geleden in bijna elke tuin voor. Tegenwoordig zie ik ze maar zelden. De lampionnetjes worden zelfs per stuk verkocht in een tuincentrum bij mij in de buurt. Ik ken ze inmiddels, in een andere variant dan, van het restaurant waar een enkele opengevouwen lampionnetje met goudoranje bes het ijs decoreert. 


Enige tijd geleden ontdekte ik een plantje dat zich spontaan had gevestigd op een zonnig skôn plekske in mijn tuin. Als het mijn tuinplannen niet te veel doorkruist, mag iets nieuws blijven groeien. De plant schoot behoorlijk hoog op, in vergelijking met zijn directe omgeving. Hij nam behoorlijk wat ruimte in beslag met zijn, ronduit, chaotische groeiwijze. Hij bloeide echter rijk met blauwpaarse bloemen en het blad vond ik ook wel decoratief. In het najaar wilde ik wat orde scheppen in mijn tuin en moest de plant eraan geloven. Bíjna dan, want op dat moment viel me iets op. De bloemen waren getransformeerd tot lampionnetjes. Slechts een paar meter verwijderd van mijn oranje lampionnetjes, heb ik, na jaren sukkelen, nu plots een tweede soort. Wat een zegen! Zo blijkt de plant dan ook te heten, Zegekruid. Hij groeit in de buurt van mijn zitje, en dat is perfect, omdat hij ook nog eens vliegen verjaagt.

 

                                  


Ik blijf het bijzondere planten vinden, met een vrucht die onzichtbaar verstopt is in een decoratief lampionnetje. Physalis heeft een oranjerode bes die eetbaar is. Het besje heeft een heerlijke frisse smaak. De bes van het Zegekruid is groen en ziet er niet uit om in te happen.

                                            

 

Beiden zijn het nachtschadesoorten, waaronder ook de tomaat, aubergine en de aardappel vallen. Een kenmerk van de nachtschade is de giftigheid van delen van de plant. Overigens gaat giftigheid vaak hand in hand met genezende aspecten, afhankelijk van de dosering. Wat Physalis betreft, wordt onderzoek gedaan naar ontstekingsremmende effecten, alsmede het effect op (long)kanker zo lees ik op Wikepedia.


Van mij mogen zowel de Physalis als het Zegekruid in mijn tuin blijven. De laatste heeft zijn eigen skôn plekske al gevonden. Voor mijn lampionplant ga ik een ander skôn plekske zoeken.