Twee vliegen in één klap

april 2021

Verlangend keek ik uit naar april, naar het einde van de winter, het begin van de lente en naar zachter weer. En dus dwarrelden er op 6 en 7 april dikke sneeuwvlokken naar beneden, net zolang tot er een wit tapijt lag. Ik had dan eindelijk die sneeuwlaag die de rest van Nederland al eerder had gehad. De ijzig koude wind was echter onvoldoende om ervoor te zorgen dat de sneeuwpret opnieuw los kon barsten. De grond was net te warm om de sneeuw in een goede conditie te houden, maar dat was dan werkelijk ook het enige dat iets van warmte uitstraalde. Ik was niet de enige die ongeduldig uitkeek naar de lente.

Lees meer: Twee vliegen in één klap

Momfer

september 2020

Onlangs, op een ochtend in september, liep ik de achterdeur uit en iets trok onmiddellijk mijn volle aandacht. Een klein hoekje van het terras, waar ik lelietjes-van-dalen had gezet, was drastisch veranderd.

Lees meer: Momfer

Minnende mezen

april 2020

Begin maart ontwaarde ik al kikkers in mijn vijver. Ik had geen enkel idee waar ze vandaan kwamen. In die dagen erna kwamen er elke dag meer bij. Het was een drukte van jewelste en menig contact werd gelegd in die periode. 

 


Later zochten mezenpaartjes de buurt af, naar een skôn plekske voor een nestelmogelijkheid. Er was dit jaar veel belangstelling voor het nestkastje in mijn tuin. Een duivenkoppel zocht, tevergeefs, naar de boom waarin ze het jaar ervoor nog een pracht van een nest hadden gebouwd. Een roodborstje streek neer in mijn border en daarna een tweede. Ze namen wat van hun gading was en vertrokken weer. Terwijl het sociale leven van dieren om mij heen langzaam maar zeker van start ging, kwam het sociale leven van mensen in mijn buurt versneld en onverbiddelijk tot stilstand.

Lees meer: Minnende mezen

Gracieuze grote wegslak

januari 2020

Het was een zomer geweest die zijn weerga niet kende, met temperaturen die niet van hier leken te zijn, ook niet beneden de grote rivieren. Voor de verandering bleek dit  te formidabele weer nog eens ongelofelijk bestendig te zijn. Gras verschroeide zodanig, dat het de vraag was of het ooit nog zou groeien op diezelfde plekken waar de grond inmiddels hard was geworden, en zelfs scheuren begon te vertonen. Sappige groene planten stonden er verdord, en ronduit zielig bij. Heel soms regende het, maar altijd elders, en nooit bij mij in het dorp. Sproeien was nauwelijks zinvol, als dat al mocht. Kortom, het was voor naaktslakken een traumatische zomer. Nauwelijks eten voorhanden, de skôn plekskes verdwenen in rap tempo, en temperaturen die wel tot een wisse dood móesten leiden.

Uiteindelijk eindigde ook die zomer. Zo zoetjes aan begon ik mijn tuin wat te ondersteunen in het herstel. Oktober kwam met iets meer nattigheid, maar nog steeds te weinig. Op een ochtend, het gras en de planten nat van de dauw, spotte ik tot mijn verrassing meerdere bruine naaktslakken ofwel grote wegslakken. Voor een naaktslak is de grote wegslak een indrukwekkend dier, dat toch best 17 cm lang kan worden. Zijn eetlust schijnt evenzeer groot te zijn, want de slak eet in twee dagen tijd evenveel als zijn eigen gewicht, althans, dat lees ik op de vele sites die verdelgingsmiddelen aanprijzen.

Degenen die ik vond waren duidelijk jonkies, want ik heb in mijn tuin weleens grotere gevonden. Ze waren die ochtend ijverig op weg, wellicht naar een stevig diner, zo voor het slapen gaan. Ze leven liever ‘s nachts, want dan is het vochtiger. Ik pakte er ééntje op, en meteen maakte hij zich klein om zich te beschermen. De slak voelde relatief zwaar aan, en ik besloot hem te wegen: 10 gram. Dat leek niet veel tot ik 10 gram blad afwoog. In twee dagen tijd zou dat dus in de slakkenmaag verdwenen moeten zijn. Ik heb mijn slachtoffer in een hamsterkooi gezet, op een bodem van vochtige aarde, met een beetje vers gras en hosta blad. Dat zou zijn lievelingseten moeten zijn, als ik tuinliefhebbers en bestrijdingssites mag geloven. In de twee volle dagen zag ik de slak overdag slechts slapen onder een kommetje. In de overige tijd knabbelde hij wat aan het gras en deed zich tegoed aan het blad. Uiteindelijk heeft hij nauwelijks een kwart blad opgegeten, een fractie van de 10 gram die ik hem gaf.

De grote wegslak beweegt zich voorwaarts door middel van zijn buikspieren. Menig man, met goed ontwikkelde six packs, zal het toch af moeten leggen tegen deze ‘buikpotige’. De slak maakt op zijn trektochtjes gebruik van de slijmlaag, die hij intussen afscheidt. Het is een fascinerend gezicht om dit schepsel gracieus voort te zien glijden, intussen naar links en rechts nijgend alsof ze de koningin is. Inderdaad is een slak zowel een ‘hij’ als een ‘zij’. De ogen op steeltjes kijken nieuwsgierig de wereld in maar zien niet veel meer dan licht en donker. De voelhorens tasten de omgeving af, om te beoordelen of de route veilig is. Nou is dat allemaal relatief want wegrennen is er niet echt bij. Als je alles bij elkaar optelt, begrijp je eigenlijk niet dat er nog een slak bestaat. Wellicht, dus, dank zij de tweeslachtigheid. Je moet als soort tenslotte toch iets doen om te kunnen overleven. Overigens is er van geneeskundige zijde de laatste jaren ook belangstelling ontstaan voor dit diertje.

Het slijm, of liever gezegd de lijm, die ze produceren, is van uiterst goede kwaliteit. Je krijgt het nauwelijks van je handen, ook niet met zeep en heet water. Zelfs de ruwe zijde van een schuursponsje had het hard te verduren, en het restant liet ik maar slijten. De medische wetenschap heeft dan ook belangstelling voor het kleverige goedje, want het is ideaal om wondrandjes of beschadigde weefsels aan elkaar te plakken. Een vochtige structuur helpt nog extra om de kleefkracht te vergroten. Een mooi vooruitzicht, want niet alles is tenslotte met nietjes of hechtingen aan elkaar te bevestigen. Denk maar eens aan het kwetsbare lever- of longweefsel. Deze lijm moet dus tevens een drama opleveren voor de roofdieren van de slakken, zoals de merels. Voor je het weet, heb je je snavel vol gesmeerd, als merel zijnde, en zie hem dan maar eens te ontplakken. Om zóveel ongemak te verduren, moet het wel gaan om een heel smakelijk en voedzaam hapje.

Het onderwerp van deze blogpost zit echter alweer lang en breed in mijn tuin, op un skôn plekske, gelukkig te wezen. Hij helpt mij ook om mijn tuin te herstellen omdat hij naast smakelijke blaadjes tevens dood organisch materiaal eet en zo helpt om mijn tuin te bemesten.

Overigens is het ook voor een grote wegslak een hachelijke zaak om in mijn tuin te leven, want ik heb sinds jaar en dag twee padden. Soms vind ik ze onder een plant, of in een vergeten emmer met drabbig water. Padden lusten namelijk wel zo’n vette slak.

Indien je een legertje wegslakken in je tuin hebt, die wél hongerig blijken te zijn, én je hebt geen pad bij de hand, dan kun je de slakken altijd nog in de pan doen. Het verhaal gaat dat ze smakelijk zijn. Op internet ontdekte ik dan ook een recept voor een soep, gedeeld door boswachter Frans...voor de dapperen onder ons

https://brabantsdagblad.typepad.com/boswachter_frans/2012/07/naaktslakken.html